Daarom altijd zo boos

Bij Nader Inzien (2021)

“Dat feministen naar gelijkheid streven is goed, maar waarom altijd zo boos?”, vroeg een vriend mij laatst. Ook bij antiracistische bewegingen wordt de nadruk vaak op de vorm gelegd in plaats van de boodschap. Als er rellen zijn bij een betoging is dat hetgeen waar we op focussen, en niet de reden waarom er duizenden boze (en meestal niet gewelddadige) mensen samenkomen.

Woede wordt vaak afgekeurd en afgestraft. Dit gebeurt soms onder het mom van de bestwil van het slachtoffer: woede is contraproductief, werkt rationaliteit tegen, vervreemdt bondgenoten en verzwaart het menselijk hart. Iemand die boos is zou deze emotie daarom beter opzijschuiven. “Tel tot tien, adem even diep in en uit, en laat het gaan.” Mensen die met ongelijkheid of onderdrukking te maken hebben zouden juist éxtra voorzichtig moeten zijn met hun woede te voelen en te uiten: het kan in de weg staan van verandering.

Tegelijkertijd is woede soms terecht. In The Aptness of Anger zoekt filosofe Amia Srinivasan naar de voorwaarden voor terechte woede. Wanneer ons onrecht is aangedaan en we weten daarvan, dan kan dat ons reden geven tot boosheid. Die boosheid kun je niet om praktische redenen wegwuiven. Zo geeft Srinivasan het voorbeeld van iemand die boos is na een partner op vreemdgaan te hebben betrapt. Een reactie als: “je moet niet boos zijn, want dat zorgt er alleen maar voor dat ik meer vreemdga” is... (lees hier verder)